- om
- om1{{/term}}I 〈bijvoeglijk naamwoord〉1 [langer] roundabout ⇒ circuitous2 [voorbij] over ⇒ up, finished3 [van mening veranderd] 〈zie voorbeelden 3〉4 [van richting veranderd] turned♦voorbeelden:1 een straatje/blokje om • round the block2 de dag wilde maar niet om • it seemed the day would never endvoor het jaar om is • before the year is outuw tijd is om • your time is up3 het bestuur is om • the Board has come round4 de wind is om • the wind has turnedII 〈bijwoord〉1 [ergens omheen] (a)round ⇒ about, on 〈kleding e.d.〉2 [met betrekking tot doel] about♦voorbeelden:1 doe je mantel om • put your coat ontoen zij de hoek om kwamen • when they came (a)round the corner〈figuurlijk〉 dat gaat buiten hem om • 〈weet hij niets van〉 he's been kept out of this; 〈heeft hij niets mee te maken〉 he's not involved in that; 〈raakt hem niet〉 it doesn't concern himiets doen buiten iemand om • go around/bypass someoneom en om • every other one2 het er om doen • do it on purposewaar gaat het om? • what's it about?; 〈onenigheid ook〉 what's the matter?¶ 'm om hebben • be tight————————om2{{/term}}〈voorzetsel〉1 [rondom] (a)round, about2 [vlak bij] (a)round3 [omstreeks] around, about4 [juist op het tijdstip van] at5 [telkens na] every6 [(in ruil) voor] for7 [met betrekking tot reden] for (reasons of) ⇒ on account of, because of8 [met betrekking tot doel] to ⇒ in order to, so as to♦voorbeelden:1 〈scheepvaart〉 om de noord/zuid varen • sail northwards/southwardsom de tafel zitten • sit (a)round the table2 om de hoek • (just) round the cornerzij had haar kinderen om zich (heen) • she had her children around her3 om een uur of negen • around nine (o'clock)om en (na)bij drie jaar • approximately/roughly three years4 ik zie je vanavond om acht uur • I'll see you tonight at eight (o'clock)5 om beurten • in turnom de andere dag • every other day, on alternate daysom de twee uur • every two hours6 werken om den brode • work for one's living7 om deze reden • for this reason8 om het hardst • trying to outdo each otherniet om te eten • not fit to eat, inedibleom kort te gaan • to cut a long story short
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.